Iedereen wordt geconfronteerd met dilemma's. Kiezen uit verschillende opties, met elk zo hun voors en tegens. In de rechtspraak is het niet anders. Ook daar worden belangen afgewogen. Zoals in het geval van de werkgever die gebruik maakte van een verborgen camera om de dader van diefstal te ontmaskeren.
Iedereen wordt geconfronteerd met dilemma’s. Kiezen uit verschillende opties, met elk zo hun voors en tegens. In de rechtspraak is het niet anders. Ook daar worden belangen afgewogen. Zoals in het geval van de werkgever die gebruik maakte van een verborgen camera om de dader van diefstal te ontmaskeren. Dat is namelijk niet zonder meer toegestaan en gebonden aan scherpe regels. Zo moet de diefstal niet op een andere manier beëindigd of vastgesteld kunnen worden en moeten werkgevers hun werknemers er op wijzen dat in bepaalde situaties tijdelijk gebruik gemaakt kan worden van verborgen camera’s. Bovendien moet dit vooraf aan de Autoriteit Persoonsgegevens worden gemeld, zodat deze kan toetsen of aan alle wettelijke eisen is voldaan.
En wat nu als deze regels niet (allemaal) zijn gevolgd, maar uit de camerabeelden duidelijk blijkt dat de werknemer heeft gestolen, mogen deze beelden dan toch als bewijs worden gebruikt? Voor dit dilemma stond het Hof Amsterdam onlangs in een hoger beroep zaak. Het betrof een ontslag op staande voet, waarbij op camerabeelden te zien was dat de werknemer aanzienlijke sommen geld in eigen zak stopte. Ook nam hij producten mee.
Wat nu als de regels niet allemaal zijn gevolgd?
De werknemer herhaalde in hoger beroep dat het bewijs van de diefstal onrechtmatig was geleverd door gebruik te maken van verborgen camera’s, terwijl -minder verstrekkende middelen ingezet hadden kunnen worden. Bijvoorbeeld persoonlijk toezicht of waarschuwingen. Het hof oordeelt anders. De rechters maken een afweging tussen het recht op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer aan de ene kant en het belang om de waarheid aan het licht te brengen aan de andere kant. Daarbij kijken ze kritisch naar de feiten. In dit geval waren de camera’s alleen opgehangen op de plek waar de kassa stond en op het kantoor waar de kassa werd opgemaakt. Dus niet in het hele bedrijf. De werkgever had belang bij de verborgen camera’s. Er was sprake van een aanzienlijk kasverschil en een verschil in voorraad. Bovendien had de werkgever gesprekken opgevangen over het verduisteren van geld en producten. Persoonlijk toezicht of waarschuwen, zoals de werknemer opperde, zijn onder deze omstandigheden geen passende maatregelen volgens het hof. De camerabeelden mochten dus als bewijs mocht worden gebruikt en het ontslag op staande voet blijft in stand.
Geeft zo’n zaak nou duidelijkheid over wat wel en niet mag als het gaat om bewijslevering door middel van de inzet van verborgen camera’s? Niet precies. Elke situatie wordt beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Een werkgever kan niet zomaar overal heimelijk camera’s ophangen bij een vaag vermoeden van fraude of diefstal. De camerabeelden kunnen dan weggezet worden als onrechtmatig verkregen bewijs. Maar als een verborgen camera een laatste redmiddel is om diefstal te bewijzen, kan de werknemer zich niet achter regeltjes verschuilen. Dat blijkt wel uit deze zaak!